Het (reële) ELO-plaatje leek toch licht beloftevol, maar dat kwam ook omdat bord 4 van de tegenpartij een NC was, erg jeugdig bovendien, met een IC-ELO dat hun gemiddelde aardig naar beneden bijstelde. Niet dat de andere borden allemaal hoger (dan wij) noteerden: zij zaten gemiddeld nog altijd 62 ELO in het krijt. Maar ja, ELO …
Er werd niettemin behoorlijk langdurig strijd geleverd. Dat zag er aanvankelijk niet zo uit op bord 1, waar Herman (wit) na een zet of twintig een vol halfuur meer had verbruikt dan zijn tegenstander. Die had op dat moment nog 1u29 staan, en zelfs het uitvoeren van een zet deed hij zo flitsend snel, alsof het een potje blitz was met nog net een fractie van een seconde op de klok. Dat ‘beterde’ naderhand, al bleef het tijdverschil altijd substantieel. Zodanig zelfs dat Herman maar op het uiterste nippertje zijn 40ste zet haalde, al was tegen dan de strijd zo goed als verloren. Zwart had de hele tijd geprobeerd, leek niet meteen iets te kunnen bereiken, maar wist uiteindelijk toch schot in de zaak te krijgen. Wit moest een kwaliteit geven, verloor kort nadien nog wat pionnen en op zet 49 mocht de koning om.
Langdurig, zei ik, en ook die eerste partij was allesbehalve een vluggertje geweest (ergens in het 4de uur?), maar op bord 2 zat er wel een heel apart kantje aan. Aanvankelijk ging het aardig gelijk op, al verkreeg wit wel het loperpaar, zonder er meteen wat mee te kunnen doen. Jan (zwart) besloot om te gaan wringen en duwen, op zoek naar wat er uit de stelling te persen zou vallen, zijn tegenstander hield echter goed stand en trachtte de zaak naar eigen voordeel te kantelen, terloops een remiseaanbod negerend. Dat had hij dus beter niet gedaan, want verderop verloor hij het noorden in de stelling (en eigenlijk ook de andere windstreken) en ging al snel de dieperik in. Goed, boeken toe, denk je dan, maar niets was minder waar, want opgeven stond kennelijk niet in ’s mans woordenboek. Eerst verloor hij achtereenvolgens al zijn resterende stukken (toren, loper, paard), en passant (niet schaaktechnisch) pikte Jan één voor één zowat al zijn pionnen in, om zelf ongemoeid op promotietocht te gaan. Zelfs dan (K + 1p tegen K + T, L en pionnen) moest er eerst nog een extra zwarte madam op het bord vooraleer wit het voor bekeken wou houden. Zo kunnen veel partijen lang duren, natuurlijk.
Tussenstand 1-1, de zaal was toen al behoorlijk leeg. Op bord 4 was Benny (zwart) intussen een kwaliteit achter gekomen. Geen idee hoe dat is gebeurd: van (heel) ver leek de partij vaagweg in evenwicht, nadien – na de eigen partij en de tijdslurpende afwikkeling op bord 2 – bleek dat enigszins verbroken en het resulterende eindspel van toren tegen paard ging ten slotte verloren. Ondertussen was Carlo (wit) op bord 3 nog doende in één van de twee marathonpartijen van de namiddag (alleen Dries, team 1, zou nog later klaar zijn). Hij had wel zijn dame ingeleverd voor toren en paard (gelijke pionnen) maar meer dan (misschien) remise zou er vast niet meer inzitten, wat de ploeg sowieso op verlies zou zetten, na de 1-2 van de anderen. Toen er nog een witte pion sneuvelde, werd het onvermijdelijke einde ingeluid. Ook deze partij ging verloren, eindstand 1-3.
Een toch wel tegenvallend resultaat, al kun je de tegenstand niet aanwrijven dat ze hun overwinning op een plateautje kregen aangereikt. Plus est en nous, dachten we vooraf. Niet dus, en daar viel al bij al weinig op af te dingen. Op naar beter, over een maand!