Magnus Carlsen is wereldkampioen schaken en in no time moet de hele wereld het weten. De tweets, Facebook-likes, fotoshoots, forumhoera’s en e-zine flashes vliegen me rond de oren. Carlsen die triomferend in een zwembad wordt gekieperd, Carlsen die zegegebaren maakt zoals Lukaku, Carlsen lachend, tussen groot en klein, Het Laatste Nieuws pakt er zelfs mee uit op zijn voorpagina. Het Laatste Nieuws, bijgod! Ik kan me niet herinneren dat één schaakkampioen dat ooit gepresteerd heeft. Wat is hier gebeurd?
_LEESMEER_
Carlsen en mediagekte. Als schakers kunnen we al die aandacht enkel toejuichen. Ondanks alle inspanningen om het imago te veranderen, het jeugdschaak op kop, blijft competitieschaak voor de grote massa een bezigheid voor nerds, zeker in een land als België, dat geen grote schaaktraditie heeft. Ook de recente – oververdiende, daar niet van – GM-titel van Bart Michiels zal dat imago niet meteen veranderen. “Ah, ja, maar ’t is een ingenieur, hè”. Alsof dat een zonde is.
Wat maakt Carlsen zo sexy dat alle media hem voor de lens willen? Er is natuurlijk de ‘Scandinavische hype’. Wie af en toe de televisie aanzet in het weekend heeft intussen kennis gemaakt of is verslaafd geworden aan kwaliteitsvolle crimi-reeksen als The Killing, The Bridge, Varg Veum, Wallander enz. Diepgegroefde gezichten, introverte en zwijgzame karakters … tjonge, wat scoren die Noren.
Maar daarmee is de mediapopulariteit van Carlsen nog niet verklaard. Hier moet vooral een sponsor achter zitten, een met een stevig marketingapparaat. Er is geen diepgravende onderzoeksjournalistiek nodig om dat apparaat te ontdekken. Het Amerikaanse kledingmerk G-Star Raw ontdekt het jonge talent in 2010 en plaatst hem in een reclamecampagne naast de actrice Liv Tyler (Arwen uit ‘Lord of the Rings’). Het werkt. Maandenlang vinden we Carlsen en Tyler terug op bushokjes over de hele wereld. De wat nors kijkende jonge Noor naast de bloedmooie Tyler. Kassa. De marketingploeg van G-Star Raw heeft er ongetwijfeld een bonus aan overgehouden.
Maar laten we Carlsen zelf niet vergeten. Het verhaal van zijn ouders, die in 2003 een jaar lang in een Hyundai busje met hun getalenteerde zoon de wereld rond reizen, van toernooi naar toernooi, klinkt romantisch en sympathiek. Een jong talent dat ervaren schakers op toptoernooien het nakijken geeft: ontwapenend. Carlsen zelf blijkt bovendien een gewone voetballiefhebber en een best sympathieke jonge gast. Geen capsones. Geen gedoe. Het zou mijn buurjongen kunnen zijn, zoiets.
Volgens de krant De Standaard kreeg Carlsen een rol aangeboden in Star Trek 2, als schaakwonder uit een ander universum. Wegens visumperikelen kwam daar niets van in huis, maar het bewijst wel zijn sterrenstatus. Uit een ander universum komt Carlsen volgens mij niet, al lokken zijn partijen af en toe wel gelijkaardige superlatieven uit. En wat van hem ook een ster heeft gemaakt – zijn ouders, zijn sponsor, zijn gewone zelf of een combinatie ervan – de schaakwereld kan enkel dankbaar zijn. Na tafelspringer Kasparov hebben we nu een coole wonderboy. Nu nog een biermerk. Gouden Carolus hebben we al. Zo moeilijk kan het toch niet zijn om daar Carolus Magnus van te maken. Ik kijk al uit naar de nieuwe affiches op de bushokjes: Magnus met een stevige Carolus in zijn hand. Ode aan het caféschaak?
Hoe je het ook draait of keert, na Spassky-Fischer uit 1972 is het schaken nooit meer hetzelfde geweest. En altijd stond het WK (het enige moment dat ook modale journalisten, niet-schaakspecialisten dus, wakker worden) in het teken van een of andere schandaal of schaakoverstijgend duel. De moderne journalistiek draait nu eenmaal niet om voorlichting, maar om manipulatie en sensatie. De Rus tegen de Amerikaan, het partijmannetje tegen de dissident, eerst Korchnoi, dan Kasparov. Toen werd het een tijdlang wat stiller, maar nu hebben ze dus de golden wonderboy om te promoten, de wat norse nerd, maar toch met modelallures. Met alle respect voor de fenomenale schaakkracht van Carlsen, vind ik de naam ‘de Mozart van het schaken’ ook wel wat vreemd gekozen. Mozart staat voor mij symbool voor genialiteit met grilligheid en speelse creativiteit, terwijl Carlsen toch eerder Karpoviaans en zeker niet Kasparoviaans in stijl is. Een ander punt: Anand moest bij deze formule van ocharme 12 partijtjes na zijn 2 nederlagen wel ‘va banque’ spelen en na zijn desastreuze blunder uit partij 9 was het helemaal afgelopen. Graag had ik de heren toch eens 24 partijen zien spelen, zoals vroeger. Misschien was de overwinning van Carlsen nog meer uitgesproken geweest of misschien had Anand dan betere kansen gehad om terug te komen….
Ja, en wanneer wordt deze ‘hype’ omgezet in een boekvorm? Met dezelfde sponsor misschien op de achtergrond? Ik kijk er al naar uit, misschien een boek in een stijl met/van/door(een samenwerking) een Scandinavische thrillerauteur!!! Word zeker vervolgd….
Leuk geschreven. Proficiat.
Gasparov
44 j. leek me sowieso te oud om nog kans te maken op de titel. Je ziet bij alle schakers -Korchnoi uitgezonderd-dat eens de 40 gepasseerd het beste eraf is. Ik vind het ook raar dat Anand, met zoontje en een dikke bankrekening, zich nog eens moe wilde maken. Misschien wilde hij dat ook niet echt meer en begon het verzadigingsgevoel dus toch te spelen. De laatste jaren zijn zijn resultaten in tornooien kwakkelend te noemen. Het zou zeer vreemd zijn geweest als hij nu plots dat patroon had kunnen breken.
Vroeger was er natuurlijk veel minder concurrentie dan nu. Wat natuurlijk niks wegneemt van de enorme schaakkracht van Em. Lasker die op z’n 67ste nog 3de werd in 1935 Moskou achter een rist jonge honden. Anand is een vriendelijke man, een gigant uit de schaakgeschiedenis maar deze match was pas een match geweest als hij ze 10 jaar geleden had kunnen spelen. Het leeftijdsmomentum is voorbij voor hem en spelen in je thuisland lijkt me eerder een nadeel.
Men is nooit te oud voor een titel.
Hier interview met Bart Michielsen op Radio 1
Bart Michiels Pascal, niet Michielsen