18 Januari 2009: Deurne 3 – SKOG 4 9 – 7
Bord 1 Wit: Van Lil B. (1846) – Zwart: Pattyn L. (1687) 3 – 1
Een vrij degelijke partij met witte OOO en zwarte OO, hét recept voor spektakel. De zwarte aanval zat nog in de planningsfase terwijl de witte aanval ontzettend snel op gang kwam. Wit smeet er een paard tegenaan, wat niet echt nodig was; meteen daarna overzagen beiden dat er plots een mat in vier inzat. Zwart bleef de levensreddende zetten vinden (niet moeilijk, er was er doorgaans maar één) en had opeens zelfs hoop op meer dank zij een opgerukte vrijpion. Maar dan gaf wit de genadestoot en verdwenen heel wat stukken de doos in, helaas meer zwarte dan witte. De vrijpion was niet meer te redden, en zwart gaf op. Een stevig robbertje, zoals ik al jaren niet meer meegemaakt had. Luc.
Bord 2 Zwart: François P. (1661) – Wit: De Block G. (1658) 3 – 1
Deze zondag was zeer belangrijk voor ons : spelen tegen de derde in de stand met als doel een goed resultaat halen om leider Borgerhout 5 bij te houden, of ja, zelfs bij te benen. Mijn partij kende een droomstart ; nog wat moe van het kersverse vaderschap kon ik mij erg goed concentreren en was ik gebeten om te winnen. Misschien ging het allemaal wat té vlot en ging ik daarom te vroeg de teugels vieren…De opening was duidelijk van mij, en in de overgang naar het middenspel kan ik al inslaan met de dame op f7, moet zijn dame al op de vlucht, win ik een pion en heb ik plots de mogelijkheid om mijn dame te ruilen voor twee zwarte torens en een zwart paard. De boekjes van Euwe zeggen immers dat je dan een stuk voor staat. Had ik maar wat beter gekeken (ik hoefde die ruil zeker niet te doen ; de stelling was luxueus genoeg om materiaalwinst even uit te stellen) want zwart had een kleine tegenactie met z’n dame op mijn damevleugel ; ik reageerde slecht waarna ik zelfs een stuk moet teruggeven om niet in een aanval van dame en paard terecht te komen. In principe had ik hier nog goede (remise) kansen want ik hield twee verbonden torens over tegen een dame voor zwart (ene Pascal François elo 1760, oude ELO). Nog niet hersteld van het besef dat ik mijn winststelling heb weggegooid speel ik inaccuraat waarna zwart voorgoed overneemt en ik stilaan verdrink in de zwarte pionnenzee. In de boekjes staat te lezen dat twee torens even sterk zijn als een dame maar dit is niet mijn ervaring. Het rekenwerk lijkt me gewoon simpeler voor de damepartij. De ontgoocheling was enorm. Gelukkig speelde Patrick alweer een grootmeesterlijke partij in een twintigtal zetten en boekte Jef een zeer vlotte remise. Borgerhout speelde gelukkig slechts gelijk waardoor we ze nog steeds in het (telescoop)vizier houden.
Bord 3 Wit: Wenselaers G. (1721) – Zwart:De Meyer J. (1630) 2 – 2
Pirc, 1)e4-d6; 2)d4-Pf6; 3)Pc3-g6; Lc4-Lg7. In deze opstelling van wit, kan zwart soms na enkele zetten zijn paard “schijnofferen” op e4 en zo gebeurde het ook in deze partij op zet 6. Meestal offert wit dan zijn loper terug op f7, doch wit verkoos om terug te slaan met zijn paard op e4. Na een vork van zwart met de pion op d5 kwam er een gelijke stelling op het bord, met als gevolg een partij die je gemakkelijker kan controleren. Het middenspel bracht geen noemenswaardige manoeuvres op het bord. Toen de torens ook werden geruild, stelde mijn tegenstander op zet 23 remise voor. Het was geen glitterpartij, maar Fritz kon ons niet op grove fouten betrappen. Na een kijk op het bord van Gert, dacht ik dat ook hij, minstens een remise uit de brand kon slepen. Met elk (mijn opponent en ik) nog een half uur op de klok en de reeds gewonnen partij van Patrick, leek het aannemen van dit aanbod, een juiste beslissing te zijn. Helaas moesten we toch nog nipt de duimen leggen. Jef.
Bord 4 Zwart: De Schepper M.(1639) – Wit: Van Hecke P. (1608) 1 – 3
Ik speelde met wit en vandaag lag er een Frans menu op mijn bord. Het was de klassieke doorschuifvariant waarin wit zijn d-pion offert. Op zet 17 riskeerde ik een brutaal paardenoffer. Blijkbaar had ik het goed uitgerekend, want 8 gedwongen zetten later ging mijn tegenstrever mat. Patrick.
SKOG 4.