Voor wie dat Latijn is: niets nieuws onder de zon. Een manier om te zeggen dat wat we vorige keer schreven gewoon van toepassing blijft. Er is ontsnapt, het oog van de naald was weer niet ver af en meer van dat, maar op het eind’ van de dag speelde iedereen remise. De stand blijft dus ongewijzigd, met dien verstande dat wie speelde een halfje stijgt en wie dat niet deed, niet, maar wel met een partij minder. _LEESMEER_
Herman en Guy verzeilden in Hippowateren, maar bleken nog wat zwemlessen te kunnen gebruiken. Uiteindelijk wist geen van beiden de remise te vermijden. In een koninklijke Indiër legde Guy leider Jan het vuur aan de schenen, maar net zoals vorige week wist laatstgenoemde met remise weg te komen. Jan en Patrick gingen Caro-Kanngewijs van start. Het werd een partij met opmerkelijk wisselende kansen, die ten slotte toch vreedzaam werd beslist.
Twee puntjes nog om toe te voegen. We gaan zo stilaan richting herfstkampioenerij, ook al stelt dat eigenlijk niets voor (het zijn de media – lees: de verslagjesmakers – die dat opkloppen). Jan heeft als eerste een halve competitie afgewerkt (5,5/8), zij het met één partij uit de terugronde en nog één te gaan uit de heenronde. Alle anderen komen volgende week in actie: de ene helft heeft er dan ook 8 partijen opzitten, de andere moet er nog één inhalen. In theorie komen enkel Herman en/of Carlo nog in aanmerking om de herfsttitel weg te snoepen van Jan: in het beste geval komen ze vóór, in het tweede gelijk en in het slechtste blijven ze achter. Niet dat de achtervolgers daarmee weg zouden zijn: die staan nog altijd in de (soms) onmiddellijke buurt, en kunnen volgende week desgevallend nog dichter komen.
Het tweede punt betreft een opmerking van gisteravond. We remiseren dat het klettert – 11 keer in de laatste 15 partijen, de weken dat er ook gewonnen wordt, worden zeldzaam – en wijten dat aan het alombekende maar mogelijk ook verdoezelende feit dat we “allemaal sterk aan mekaar gewaagd zijn”, wat ELO-gewijs te onderbouwen valt. Misschien praten we daarmee onszelf goed, of beter dan we verdienen, vond Carlo: “We spelen eenvoudigweg niet goed, of niet goed genoeg. Die remises zijn zelden gelijkopgaand. Als we in de betere stellingen komen, kunnen we het maar niet afwerken.” Tja, daar kun je eens over nadenken. Mijn eigen parcours tot nu toe spreekt dat alleszins niet tegen: als iedereen altijd had afgewerkt, stond ik mogelijk maar half zo ver.
Anderzijds mogen we ook weer niet te streng zijn. De betere stelling meten we nogal makkelijk af aan het oordeel van digitale betweters à la de heren Fritz of Stokvis en co. We kunnen dan zeggen dat we plus zoveel stonden, en in alle objectiviteit claimen dat we de winst in handen hadden en die dus ook konden billijken. Maar we zijn niet digitaal en dat soort objectieve evaluatie is buiten ons bereik. Voor het bord is heel wat anders dan in de digitale rekencircuits en tutti quanti. Eigenlijk moeten we zeggen: als ik een computer was, had ik dit kunnen winnen. Maar dat zijn we niet, en het is wellicht onredelijk om van onszelf te eisen dat we dat wel min of meer zouden zijn, of dat we de zaken zouden afwerken zoals de computer dat voorschrijft. Daar krijg je alleen maar depressies van, en je wordt er niet per se beter van spelen …