Philippe Michaëls, over wie ik in december schreef, was de eerste Belg die sporen achterliet in de schaakgeschiedenis, maar de eerste — en vrijwel enige — die tot de wereldtop doordrong was Edgard Colle. Hij werd in 1897 geboren te Gent. Na de tweede wereldoorlog, toen het Belgische schaakleven zich eindelijk een beetje begint te ontwikkelen, was Colle onmiddellijk één van de topspelers van het land. Zijn eerste internationale ervaring kwam in het Gastturnier van de Duitse schaakbond in 1922.
Hij speelde er onder meer tegen met wit tegen een zekere Röthemeyer. De brave man had bedaard wat zitten schuiven, zonder te vermoeden dat hij tegenover één van de grootste tactische talenten van zijn tijd zat. Tot hij in onderstaande stelling op d4 sloeg. In luttele zetten overkwamen hem de gruwelijkste dingen. (Hoe gebeurde dat?) Colle won dat Gastturnier ongeslagen met 5 op 6. Een maand later schreef hij ook het Belgisch kampioenschap op zijn naam.
Maar die toernooien waren vrij zwak bezet en zijn naam was daarmee nog niet gemaakt. Wel werd hij uitgenodigd voor het grote toernooi van Scheveningen in 1923.1 Ter ere van het 50-jarige bestaan van de Nederlandse Schaakbond kwamen tien van de beste Nederlandse spelers uit tegen tien buitenlandse kampioenen.2 Het werd zijn grote doorbraak: tegen het kruim van de Nederlandse elite haalde hij 8 uit 10, evenveel als wereldtoppers Maróczy en Réti. Met zijn vechtersmentaliteit en zijn tactische flitsen haalde hij uitnodigingen voor allerlei internationale toernooien binnen.
Een paar jaren ontliepen de grote overwinningen hem, maar in 1926 lukte het toch. In april won hij een vierkamp in Amsterdam voor Tartakower en Euwe. Oké, het waren maar 3 rondes, maar 2½ op 3 tegen deze tegenstand was indrukwekkend. En in december was het pas echt goed raak: een overwinning in het tweede meestertoernooi van Merano, met een halfje meer dan Canal, Przepiórka en Spielmann. Tartakower en Grünfeld volgden nog een punt daarachter. Die laatste had hij kort tevoren in Berlijn afgedroogd in een partij die je eigenlijk wel moet naspelen.
Na een paar jaar ups en downs kwam hij in 1930 nog eens aan het grote venster. Rond de jaarwisseling 1929/30 haalde hij in het 9de kerstcongres in Hastings een met Marshall en Takács gedeelde eerste plaats, maar niet zonder beiden te verslaan. Een half jaar later kwam dan zijn grootste succes: een overwinning in het congres van de Britse Schaakfederatie met 8½ uit 11, ongeslagen, voor Maróczy, Rubinstein, Sultan Khan, Grünfeld — een indrukwekkende lijst grote meesters.3 Elopuntjes bestonden nog niet, maar de ChessMetrics ratings van Sonas en de Edo ratings van Edwards plaatsen hem rond deze tijd rond de twintigste plaats in de wereld.
Maar anderhalf jaar later had hij zijn laatste toernooi gespeeld. Doorheen zijn carrière werd hij geplaagd door een slechte gezondheid en in april 1932 stierf hij na een zoveelste operatie aan zijn maag. Op 30 december speelde hij in Rotterdam tegen de legendarische Rubinstein. Het zou voor beiden de laatste toernooipartij blijken. De 37ste zet van de Pool was een grote fout en leidde tot deze stelling, waarin Colle ongenadig toesloeg:
Colle’s nalatenschap
De dood van Colle zond een kleine schokgolf door de schaakwereld. Overal, ook in gewone dagbladen, verschenen doodsberichten. Zijn goede vriend en latere wereldkampioen Max Euwe wijdde een tweetalig — en zeldzaam — herinneringsboek aan hem, waarin hij zijn beste partijen annoteerde, aangevuld met een paar anekdotes uit zijn carrière en hun vriendschap. De populaire Amerikaanse schaakauteur Fred Reinfeld schreef Colle’s chess masterpieces, een boek dat populair genoeg was om decennia later herdrukt te worden. Een paar jaar geleden kwam dan Edgard Colle: Caissa’s wounded warrior van Taylor Kingston, waarin de partijen van Colle met een moderne schaakcomputer worden geanalyseerd. Conclusie: veel fouten, maar puur vechtschaak.
In Sint-Niklaas en in Brussel werden clubs naar hem genoemd. In 1953 won die laatste de eerste klasse van de interclubs terwijl de eerste de tweede klasse wint. Ja, Colle had zijn stempel gedrukt op het Belgisch schaakleven. In Gent werd jarenlang een Colle-gedenktoernooi gehouden en boven zijn graf in Gent staat een reliëfafbeelding van hem aan het bord.
Heden ten dage is hij voornamelijk bekend omwille van de Colle-opening waarmee hij in de jaren twintig grote successen boekte. Die heeft tegenwoordig de reputatie van wat passief te zijn, maar Colle heeft er een paar vlammende overwinningen mee behaald. Ze is nog steeds populair, voornamelijk onder amateurs maar ook bij andere liefhebbers zoals één of andere Noor met een stereotype Noorse naam die er ook wel eens een partijtje mee wint.
Colle’s palmares
De FIDÉ reikte in de jaren twintig en dertig geen titels uit, maar de internationale schaakjournalistiek noemde hem meester per consensus en de Belgische schaakbond kende hem in 1923 de titel van nationaal meester toe. Een complete lijst van zijn toernooiresultaten zou ons te ver leiden. Een overzicht van zijn ereplaatsen moet volstaan:
- Belgisch kampioenschap, Brussel 1921: 2de met 8/12, achter Boruchowitz
- Match tegen Boruchowitz, Antwerpen 1922: gewonnen met 4½-1½
- Gastturnier van de DSB, Bad Oeynhausen 1922: 1ste met 5/6, ongeslagen
- Belgisch kampioenschap, Antwerpen 1922: 1ste met 6/8, voor Koltanowski
- Belgisch kampioenschap, Gent 1923: Gedeeld 2de met 4/6, achter Koltanowski
- 50 jaar NSB jubileumtoernooi, Scheveningen 1923: Gedeeld 3de met Maróczy en Réti met 8/10, achter Johner en Spielmann
- 2de La Nation Belge beker, Brussel 1924: 1ste met 10½/12, ongeslagen
- Olympisch toernooi, Parijs 1924:4 wint zijn voorronde met 4/5, 3de in de finale met 4½/8
- Belgisch kampioenschap, Brussel 1924: 1ste met 8/10
- BSB congres, Brussel 1925: 1ste met 8½/10, ongeslagen
- Match om het BK tegen Koltanowski, Gent: gewonnen met 5½-1½, ongeslagen
- Internationaal Paastoernooi, Weston-super-Mare 1926: 2de met 6½/9, achter Euwe
- ASC vierkamp, Amsterdam 1926: 1ste met 2½/3, voor Tartakower, ongeslagen
- Pinkstertoernooi, Scarborough 1926: wint zijn voorronde met 4/6, verliest de finale tegen Aljechin.
- 2de internationaal meestertoernooi, Merano 1926: 1ste met 9/13, voor Canal, Przepiórka en Spielmann
- 7de kerstcongres, Hastings 1926-27: 2de met 6/9, achter Tartakower
- Match om het BK tegen Tackels, Gent & Brussel: gewonnen met 5-1, ongeslagen
- Pinkstertoernooi, Scarborough 1927: 1ste met 6½/9
- Match tegen Olland, Utrecht 1928: gewonnen met 5-0 [!]
- Match tegen Landau, Rotterdam 1928: gewonnen met 6-4
- Match tegen van Hoorn, Amsterdam 1928: gewonnen met 4-1, ongeslagen
- Belgisch kampioenschap, Gent 1929: 1ste met 5/6, voor Koltanowski
- Internationaal toernooi, Parijs 1929: gedeeld 2de met 7/11, achter Tartakower
- Internationaal toernooi, Barcelona 1929: 3de met 11/14, achter Capablanca en Tartakower
- Belgisch kampioenschap, Antwerpen 1929: 1ste met 4/4 [!]
- 9de kerstcongres, Hastings 1929-30: gedeeld 1ste met Takács en Marshall met 6/9
- BCF congres, Scarborough 1930: 1ste met 8½/11, voor Maróczy en Rubinstein, ongeslagen
- ASB jubileumtoernooi, Amsterdam 1931: 1ste met 2½/3, ongeslagen
- Internationale vierkamp, Rotterdam 1931: 2de achter Landau, voor Tartakower en Rubinstein
2. [Enfin, dat was de bedoeling. De Franse kampioen Muffang moest op het laatste moment vervangen worden en men deed de Nederlander Strick van Linschoten opdraven.] ↩
3. [Ik schrijf met opzet niet ‘grootmeesters’; die titel werd heel informeel gebruikt en hoewel niemand eraan twijfelde dat pakweg Aljechin en Capablanca grootmeesters waren, reikte de consensus niet veel verder, vrees ik. De GM- en IM-titels werden in 1950 geofficialiseerd.] ↩
4. [Dit was een voorloper van de huidige olympiades, maar telt niet mee in de officiële lijst. Het was een individueel toernooi met kwalificatiegroepen van zes spelers. De winnaars van die groepen kwamen in de finale uit, de rest speelde een troosttoernooi.] ↩
In het eerste diagram ziet na 1… exd4 2. Lxf7+ er wel winnend uit. 2… KxLf7 3. Pg5+ Kg6 (want anders vork op K en D of stikmat via Dc4+) en nu komt de koning in wel heel gevaarlijk vaarwater. 4. Dd3+ Kh5 5. Pe6 Dd8 6.Df4+ KxLh4 7.g3 #
Inderdaad! Colle koos 5. Pd5 in plaats van 5. Pe6, maar dat werkt ook. Het slot was trouwens ook leuk: 5. Pd5 De5 6. Pf4+ Kxh4+ 7. Pf3 Kg4 8. h3 mat.
Ik ken zijn befaamd systeem al even. Zonder te weten dat hij een Belg was. Onlangs stuitte GM Daniel Naroditsky in een van zijn streams op de Colle en hij vertelde er wat over. Maar hij kwam niet veel verder dan “famous European chess player. Ik think he was from Germany or something.” Even later rectificeerde hij dat wel naar aanleiding van een bericht van een kijker.