Niemand minder dan Sergey Karjakin tekende present voor de openingszet van de 11de partij, en dat was grappig omdat beide spelers dat tot net ervoor niet wisten en ook omdat Karjakin doodleuk 1. b4 speelde, iets wat Carlsen zonder veel nadenken toch maar corrigeerde tot 1. e4, om zijn patroon (1. d4, dan 1.c4, dan 1. e4 en dan dezelfde reeks) in stand te houden. Het bracht alvast wat leut voor de start van de partij, terwijl de zenuwen alleen maar op heel scheermesscherp kunnen staan. De laatste keer wit voor Carlsen, een beetje nu of nooit, zoals het maandag nog veel meer wordt voor Caruana. _LEESMEER_
Over de partij valt niet zoveel te zeggen. Net zoals in partij 6 kwam het Russisch op het bord, één van de befaamde wapens van Caruana, al was het deze keer de moderne hoofdvariant met 5. Pc3, die volgens vele bronnen naar Nimzowitsj is vernoemd, maar met meer reden kan worden geassocieerd met Shirov (en intussen mag Caruana zelf misschien al in de naamgeving beginnen delen). Leuk detail was dat de uitdager even later 9…Pf6 speelde, uitgerekend een variant die open en bloot in het ‘videogate’ van tijdens/na partij 4 stond te pronken, m.a.w. ‘geen nieuws’ kon zijn voor Carlsen. Tekenend: voor Caruana was het geen reden om die variant niet te spelen – zeker genoeg van z’n zaak – en Carlsen werd even later toch weer verrast, zoals hij toegaf op de persconferentie.
De spelers volgden een recente partij Sasikiran–Miroshnichenko, tot en met dameruil op de 14de zet. Caruana ging dan voort met 14. h6, om het witte koningspaard weg te houden van g5, en Carlsen speelde het dan naar h4, met de bedoeling het te schijnofferen op g6 en het stuk terug te winnen door de loper te slaan op e6, die geen verdediging meer zou hebben nadat de f-pion op g6 het paard zou geslagen hebben. Die lijn zou, na ruilen en slaan en omgekeerd, regelrecht naar een stelling voeren waar eigenlijk “niets meer in zat”, maar Caruana speelde het iets anders om moeiteloos in een gelijkaardige stelling uit te komen. Er mocht zelfs een pion af, in het resulterende eindspel met ongelijke lopers liet de uitdager zich niet verrassen door de venijnig-subtiele poginkjes van Carlsen om te kijken of er toch geen water kon worden geperst uit een kurkdroge steen. Remise, dus, ten elfdemale.
Wat borrelt er zoal op, na 11 meestal boeiende en/of spannende remises (behalve bv. deze keer) en met nog één enkele partij te gaan? Eén, dat de 12de partij “is going to be a tough game” (een moeilijke, zware, lastige … partij), aldus Caruana, die wit zal hebben en als hij nog iets in petto heeft dat wel op het bord zal brengen. Twee, dat Caruana’s voorbereiding uitstekend is geweest, en de facto een stuk beter dan die van Carlsen, die dat eerste ronduit toegaf en daar misschien ook het tweede mee bedoelde. Drie, dat volgens Kasparov blijkt dat Carlsen “the gravity of past success” moet torsen, m.a.w. zijn succesvol verleden weegt op hem. Tegen een tegenstander zoals Caruana, die bijzonder stabiel is en nooit panikeert, is dat extra moeilijk en wordt hij kwetsbaarder.
Ik durf al lang niets meer te denken. Maar ik zou er niet om treuren als de 12de partij uitgroeit tot het onbetwiste orgelpunt van deze tweekamp. Wie er ook wint, trouwens. Altijd beter dan dat één van beiden met wat blunders in tijdnood ten onder gaat, na een klassiek festijn waarin hij onverwoestbaar was. De 3-1 rapidnederlaag van Karjakin in 2016 deed ook helemaal geen recht aan de licht heroïsche tegenstand die hij had geëtaleerd in de 12 klassieke partijen.