Tijdens de après-échecs bij het (nog jonge) terrasjesweer dinsdagavond kwam Jan met het nieuws van het overlijden van Vlastimil Hort, de minzame Tsjechisch-Duitse GM die in zijn tijd tot de wereldtop behoorde. Het zal de jeugdigen onder ons wellicht niet zoveel zeggen – Hort was op z’n best in de jaren ’70 van de vorige eeuw – maar het raakt ons als club natuurlijk wel, want in een intussen ver verleden, was Hort bij ons te gast voor een simultaan op (ik vermoed) 20 borden (of was het 30?). Het is natuulijk geen teken dat je er jonger op wordt als je er toen zelf bij was, maar het is een ervaring die je je hele leven meedraagt. Hort was toen het nummer 10 van de wereld (de plaats van Nepomniachtchi vandaag), kun je nagaan wat het betekent om je als amateurtje van het zoveelste schaakknoopsgat te mogen meten met een dergelijke wereldtopper. Straks wat meer over mijn (niet zo) ‘onsterfelijke partij’, eerst wat meer over de man zelf.
Hort werd geboren in 1944 in Kladno, op een20-tal km van Praag, in wat nu Tsjechië is maar toen nog Tsjechoslowakije, en deed op z’n 16de, op de Schaakolympiade van 1960, al mee in het nationale team. Hij werd GM in 1965 en groeide uit tot één van de beste spelers ter wereld. In 1970 werd hij dan ook geselecteerd voor de (eerste) legendarische match USSR tegen de Rest van de Wereld (USSR aka Sovjetunie aka Rusland + de landen die toen tot de Unie behoorden maar intussen onafhankelijk zijn), die plaatsvond in Belgrado (toen Joegoslavië, nu Servië). Bij het tiental dat voor de Wereld uitkwam, was ook Bobby Fischer, nog geen wereldkampioen maar toch al alom beschouwd als de witte raaf die de schaakhegemonie van de Sovjets aan diggelen zou slaan (wat hij twee jaar later ook effectief deed door in de ‘Match van de eeuw’ in Reykjavik, IJsland, wereldkampioen Spasski te onttronen). Hort, ELO 2610 destijds, speelde op het 4de bord, tegen Polugajevski, iets hoger gerangschikt, en won met 2,5/4 (ieder speelde 4 keer tegen dezelfde tegenstander). Uiteindelijk won de USSR de match wel, maar met het kleinste verschil (20,5-19,5) en dus een pak moeizamer dan verwacht.
Op het hoogtepunt van z’n carrière was Hort het nummer 6 van de wereld (naast Tal en Polugajevski), wat dezer dagen de plek is van Abdusattorov, tussen Caruana en Praggnanandhaa. Zijn hoogste ELO was 2620, tegenwoordig goed voor om en bij top 125, maar dat was vóór een halve eeuw ELO-inflatie. In 1977 speelde hij het Kandidatentornooi, nadat hij zich via een (gedeelde) 2de plaats in het Interzonaal tornooi van Manila (1976) had gekwalificeerd voor die laatste fase van de WK-cyclus. In de kwartfinale verloor hij echter nipt van Spasski, nadat hij in de voorlaatste partij in een gewonnen positie door zijn vlag ging. Niet onbelangrijk detail: voordien had hij Spasski, die wegens een appendixoperatie al zijn time-outs had moeten opgebruiken, extra uitsel gegund, door ook een eigen time-out aan te vragen, want winnen van een tegenstander die om medische redenen niet kon spelen wou hij niet. Het werd nadien omschreven als “the greatest act of sportsmanship in the history of chess” (de sportiefste daad ooit in de schaakgeschiedenis).
In 1979, na de Sovjet-inval in Tsjechoslowakije, zocht Hort zijn toevlucht in West-Duitsland. Het moet omstreeks die tijd zijn geweest dat hij bij ons die simultaan kwam geven, maar zoals gezegd: straks meer daarover. Met zijn charmante en innemende persoonlijkheid, goed gekruid met een gezonde zin voor fijne, milde humor, maakte hij snel vrienden in het Westen, terwijl hij tegelijk de band met zijn vaderland voluit in ere hield. Het duurde wel tot 1990 voor hij zijn oude vrienden in levende lijve terugzag.
Zijn successen waren talrijk. Hort werd 6 keer Tsjechoslowaaks en 3 keer Duits kampioen. Hij nam deel aan 14 schaakolympiades, ook verdeeld over zijn oude (11x) en z’n nieuwe vaderland (3x), met twee zilveren medailles tot gevolg, 1 keer indivdueel (Skopje, 1982) en 1 keer in teamverband (Luzern, 1982). Hij won, al dan niet ‘gedeeld’, ook ruim 80 tornooien, waaronder Havana, Reykjavik, Banja Luka, Amsterdam, en telkens 2 keer: Biel, Dortmund en Hastings (de 2de keer met Bronstein en Uhlmann). In Wijk aan Zee werd hij 4 keer 2de, achter luitjes als Taimanov, Portisch, Kortsjnoi en Tal.
Hort, een zeer vriendelijke, aangename en fijnbesnaarde man, had de gave om mensen te vermaken. Hij zat vol anekdotes en wist die meesterlijk, altijd met een vleugje humor, te vertellen. Op de Duitse TV was hij een graaggeziene gast in Schach der Grossmeister, gepresenteerd door Helmut Pfleger (“Grüss Gott, liebe Schachfreunde …”), waar hij in z’n typische, sympathiek-vrolijke stijl de kijkers zo wist te boeien dat het programma een veel ruimer publiek trok dan enkel schakers. Ons heimwee is gigantisch. Enfin, bij wijze van spreken, toch.
Tot slot, mijn persoonlijke wedervaren in die fameuze simultaan, ergens in 1980 of daaromtrent. Wie er nog allemaal meedeed, kan ik niet meer zeggen, maar vermoedelijk een heel deel van de toenmalige toppers van onze club. Mijn eigen partij was een schaakervaring apart. Nee, hoe ze zet per zet liep kan ik niet meer reconstrueren, maar het begin was alleszins redelijk klassiek. Alleen begreep ik weinig of niets van wat Hort deed. Hij zat daar schijnbaar maar wat met stukken te schuiven, deed zetten die altijd wel logisch leken, maar het hele plan daarachter, if any, ontging mij compleet. Nu, weinig of niets? Op één keer na. Het moet in het beginnende middenspel zijn geweest, toen ik iets ontwaarde van een mogelijk kansrijke combinatie, waarvoor ik eerst nog wel een paar voorbereidende zetten moest doen. Hij komt aan mijn bord, ik doe mijn zet, en dan, in hooguit een seconde of twee, doet hij een beweging met de hand over bord, die precies de lijn volgde van de combinatie die ik pas twee of drie zetten later zou kunnen doen, en maakte dat in één klap (lees ook: zet) onmogelijk.
Hoe kun je hopen zo iemand ooit te kunnen verrassen? Het werd nog leuker niet zo heel veel later, omstreeks zet 20. Alles was op een of andere manier ontwikkeld: hij had zitten “schuiven”, ik had naar best vermogen daarop gereageerd. Maar ik stond helemaal klem: om het even wat ik zou doen, ik verloor materiaal. In het beste geval misschien alleen een pionnetje, al zag het er nadien geen sikkepit beter uit, in het slechtste ‘heelder stukken’. Het leek me wijselijk om niet verder te willen aandringen en hij accepteerde mijn opgave ‘grootmoedig’ en met volle empathie.
Ter afsluiting vermeld ik nog even dat ook Jan wat kan vertellen over (schaken met) Hort, maar hoe/wat/wanneer laat ik natuurlijk het best aan hem over.
Carlo en ik zagen Hort tijdens onze schaakvakantie in Bad Homburg in 2014. Carlo vertelde me toen over de simultaan. Leuke vakantie met een beresterk deelnemersveld. We scoorden beiden ondermaats.
Weet er iemand in welke context Hort die simultaan bij SKOG kwam geven? Was hij toevallig in het land of had Mr. Adams (toen SKOG-voorzitter) hem ergens kunnen strikken? SKOG heeft dus in zijn 60-jarig bestaan 3 schaakgrootheden over de vloer gehad: Hübner (1970), Hort (+/- 1980) en Short (2008). Of mis ik nog iemand?