Dinsdag en woensdag werd het voorlaatste blokje van twee partijen afgewerkt. Voor Lei was het zaak om zichzelf weer op de rails te zetten, maar ze had ook al wel een rustdag gehad om te bekomen van de opdoffer in partij 8. Naarmate het einde van de tweekamp nadert, neemt de spanning natuurlijk toe: wie mistast, heeft nog maar weinig gelegenheden om terug te slaan.
PARTIJ 9. Het bijna-verlies van de 7de partij had Lei niet op andere gedachten gebracht: zoals steeds tot nu toe opende ze met 1. e4. Deze keer kwam er geen Caro-Kann uit de bus: Ju schoof haar c-pion nog een veldje verder en daar was ie dan, de Siciliaan. Typisch een opening waarmee je als zwart te kennen geeft dat je niet uit bent op remise. Het was misschien wel het juiste moment: zo net nadat ze in de 7de partij in moeilijkheden was geraakt en de 8ste had verloren, kon Lei de vaak levensgevaarlijke paden van het Siciliaanse variantencomplex wellicht missen als kiespijn. Anderzijds, wie consequent 1. e4 blijft spelen, kan bezwaarlijk uit de lucht komen vallen als er uiteindelijk eens een keer 1. … c5 op het bord verschijnt. Misschien veeleer integendeel: bring it on (laat maar komen, die Siciliaan)!
Dat de beide kemphennen alweer niet erg van hun melk waren van elkaars openingskeuzes, mocht weer blijken uit de snelheid waarmee de openingsfase verliep. Ze blitzten de Vierpaardenvariant tevoorschijn, en waar Ju de ongewone keuze 8. … Lb7 uit de mouw schudde, kaatste Lei even later zonder verpinken terug met 10. a3. Zoals zo vaak leidde het niet tot een verstoord evenwicht, en al snel liep de strijd uit op het liquideren van een heleboel materiaal en een overgang naar een dame-en-toren(s)-eindspel. Lei zou echter Lei niet zijn (en Ju niet Ju) als ze de wenkende remise zomaar zou accepteren. Ze offerde een pion terwille van enig initiatief, en kreeg die ook weer terug nadat één set torens in de doos was beland. Uiteindelijk sneuvelden ook de dames en tegen de tijdcontrole was de stelling potremise. Het zal wel wezen, hoorde je beide speelsters in gedachten uitschreeuwen, en ze gingen nog een kleine twintig zetten door, alsof ze op het punt stonden de winnende subtiliteit zo meteen te ontdekken, en natuurlijk ook om de ander psychologisch te imponeren. In de Ronde van Frankrijk krijg je voor zo’n langdurige edoch uiteindelijk resultaatloze inspanning weleens de prijs van de strijdlust. Als je maar met twee bent en geen van beiden wil toegeven, ligt dat wat moeilijker, maar feit is dat ze al 9 partijen het volgehouden gevecht niet uit de weg gaan.
Een succesje voor Lei, na het debacle in het vorige blok, en ook voor Ju, die met zwart niet in de problemen kwam. De wereldkampioene heeft nu een voordeel(tje): ze heeft nog twee keer wit, en maar één keer zwart, en uiteraard is het voor Lei gewoon omgekeerd. Het valt nog te bezien of het ook een rol gaat spelen.
PARTIJ 10. Net als in haar vorige en succesvolle witpartij begon Ju met de Réti-zet 1. Pf3, wat ook weleens Zukertort wordt genoemd, waarop Lei zo prompt 1. Pf6 antwoordde (i.p.v. haar 1. … d5 in partij 8) dat de wereldkampioene al meteen in vier minuten gepeins verzonk. Toch wat verrassend, want dit was niet bepaald een ongebruikelijke optie, die ze dus niet had kunnen voorzien, maar mogelijk vreesde ze dat Lei hier iets in petto had en was het raadzaam om dat vervolg zo te kiezen dat er zo geen “iets” op het bord kwam. Ju ging ten slotte voort met 2. c4, en dan zaten we eigenlijk in het Engels, en even later een variant, code A13, die Agincourt of Wimpey-systeem wordt genoemd (soms Wimpy, maar dat is ongelukkig: wimp is Engels voor sul, slapjanus, labbekak, en je kunt dus maar beter niet wimpy zijn; Wimpy is trouwens ook een fastfoodketen).
Dat Engels ging eigenlijk weer over in een Damegambiet en na een zet of 11 zaten we in een stelling die het eerst was voorgekomen in Petrosian–Beljavsky, Kampioenschap USSR, 1973, en die ook voorkwam in Smyslov–Kortsjnoj, Hastings, 1989. Het eerste nieuwtje (een pleonasme, au fond: er kan er per partij ook maar één zijn) kwam van Ju, en het was geen verbetering: 14. P2f3 liet 14. … Pe4 toe, waarmee zwart op initiatief kan spelen. Niettemin, de wereldkampioene toonde haar klasse door haar missertje gewoon terug te nemen op de volgende zet: het paard ging van f3 retour naar d2. Niets gebeurd, enkel een tempo weg.
Er volgde druk gemanoeuvreer en tegenwringerij, dat door Kosteniuk werd getypeerd als “Lei (zwart) zet alles op het middenspel, Ju (wit) wenst voor alles het eindspel te bereiken”. Ze refereerde daarbij aan een uitspraak van Tarrasch: ‘Vóór het eindspel plaatsten de goden het middenspel.” Ju wist de pogingen van Lei echter in de kiem te smoren, en die probeerde dan maar, niet helemaal risicoloos, om de zaken wat te forceren. Het leverde niets op, tenzij voor de tegenpartij, onder de vorm van het miniscuulste der onbetekenende voordelen. Ju verwierf een pion, wat hooguit en uitsluitend ietwat vervelend was, want de compensatie voor Lei volstond ruimschoots. Op de 32ste zet werd de pion geretourneerd, en hadden de regels het niet verboden, had hier remise kunnen worden aangeboden en geaccepteerd, maar de dames deden geeneens moeite om het verbodene dan maar middels herhaling van zetten af te dwingen. Er werd dus nog een tijdje voortgespeeld, tot flink na de 40ste zet, vooraleer die zetherhaling er kwam. Opvallend is dat geen van de twee hier ooit ook echt remise wil aanbieden. Men herhaalt de zetten, op een manier en met een gezicht alsof men het zelf niet wou en de ander begonnen is …
Oké, 5-5. Nog twee partijen te gaan, en wie geen tiebreak wil in snelschaakvorm, moet in de laatste witpartij, of de laatste zwartpartij, of in beide, het pleit in haar voordeel beslechten. Gelet op het feit dat fouten heel duur betaald kunnen worden en dat risico’s het best uiterst berekend zijn wil men ze toch nemen, kan het laatste blokje een zenuwslopende bedoening worden. Misschien ook een heel vervelende, als de angst voor het verlies de strijdlust overmant.
Nog een uitsmijter. Op de persconferentie was er ook een vraag over hun dagelijkse routine. Dan kun je enkel denken: wat een pret moeten die dames wel niet hebben? Ju: “Eerst ontbijt, dan lunch, dan avondmaal. Tussendoor wat schaken en dan wachten op de volgende partij.” Lei, met een toefje humor erbovenop: “Niets speciaals. Slapen, eten, schaak, spelen tegen mijn tegenstandster. Dat is alles. Misschien moet ik eraan toevoegen: deze persconferentie doen.” Gelukkig: het schaken dat ze vermelden, is doorgaans stukken opwindender dan wat ze op die persconferenties wereldkundig maken …