21/11/10 KGSRL 16 – SKOG 4 9-7
Parkeerproblemen in de Gentse binnenstad zorgden er voor dat Patrick, Johan en ik met een 20 minuten vertraging aan onze partij begonnen. Gert had blijkbaar meer “parkeergeluk” en kon op tijd starten.
Bord 1 Wit: Koen Deloof (1801) – Zwart: Jef De Meyer (1684) 3-1
Na een klassieke Pirc opening, die ik blijkbaar toch niet zo klassiek behandelde verdwenen alle lopers van het bord. Wit bereidde een koningsaanval voor en trachtte f4 door te zetten. Uiteindelijk was ik mijn tegenstander te vlug af en kon ik een half open f-lijn creëren en druk zetten op f2. Wit kwam nooit tot f4 maar in ruil controleerde hij de open d-lijn en kon hij druk zetten op mijn geïsoleerde e-pion die ik had toegestaan. Bij nader toezien bleek de partij “kif-kif”, maar had wit meer verdoken dreigingen en was nauwkeurig spel van zwart nodig om het evenwicht niet te verstoren. Fritz kondigde op zet 26 van mij een (+8) aan voor wit. Uiteindelijk bleek het niet zo voor de hand liggend te zijn want een zet later was de voorsprong van wit gereduceerd tot een (+1). Het kon echter niet goed blijven lopen, met mijn 29ste zet laat ik een combinatie toe die me 3 zetten later een toren kost. Opgeven was de enige zinnige oplossing. Jef.
Bord 2 Zwart: Wouter Ninclaus (1517) – Wit: Gert De Block (1645) 2-2
Ik kreeg tot mijn verrassing een Caro-Kan tegen die lang theoretische paden bewandelde. Wellicht ben ik ergens in de problemen gekomen door een verkeerd plan en de reactie van de tegenstander hierop. Hij koos voor een tactische verwikkeling die ik eerlijk gezegd compleet gemist had. Ik moet verplicht dameruilen en sta dan een pion in het krijt. Deze handicap wordt gecompenseerd door mijn twee torens op de voorlaatste rij, eeuwige dinges dreigend op f7-g7-h7. Zijn c-pion -geïsoleerd- is naar de haaien en wordt opgespeeld. Ik kan die simpel veroveren door met twee torens aan te vallen maar dan moet ik die “voorlaatsterijbezetting” opgeven. Dat gebeurt en vanaf dan volgen er complicaties in een “één-toren-eindspel”, drie tegen vier (elk een dubbelpion). Uiteindelijk bereikt mijn tegenstander, een toreneindspel van twee verbonden centrumpionnen tegen nul voor mij. Straf om dat nog te verprutsen maar hij deed het. Ondanks alles was ik er in geslaagd een pion terug te nemen (of geforceerd een zetherhaling). Plots stond ook mijn koning gunstig om die laatste pion te belagen met toren. En zo geschiedde. Wel zeer lucky remise ; op een drietal momenten sta ik (-17) en/of mat in dertien …Gert.
Bord 3 Wit: Jacques D’Hooghe (1399) – Zwart: Patrick Van Hecke (1643) 1-3
Stipt op tijd vertrekken we naar de Arteveldestad. We weten immers dat een parkeerplaats
vinden hier een moeilijke klus is. En jawel, vanaf de derde straat verliezen we het noorden.
Uiteindelijk beseffen we dat de grote parking onder de Vrijdagsemarkt onze enige kans is.
Maar ja, dan moet je die natuurlijk ook vinden. Eindelijk is het ons gelukt en komen we vijftien
minuten te laat aan in de Gentse schaaktempel, Caïssa. Het lijkt wel een papschool uit de 19e eeuw.
In het kleine lokaaltje op de eerste verdieping zweet onze ploeg vier uur ondanks de kille
temperatuur. Het enige vermeldbare van mijn partij is dat ik ze gemakkelijk won. Patrick.
Bord 4 Zwart: Wit: C-J Van den Heede (1258) – Johan Meyvaert (1229) 3-1
Europa’s meest onderschatte cultuurstad bleek wat betreft parkeerruimte zwaar overschat voor de Antwerpse schaker die dacht gauw even ’n plaatsje te vinden op zondagmiddag. Wij daardoor 20 minuten te laat aan ons bord waardoor de “stroppen” meteen ook met een tijdsvoordeel konden starten. Mijne ‘vent van Gent’ buitte dat voordeel verder uit door in de openingsfase ook nog ‘ns flink gas te geven, zodat ik al snel 45 min. achterstand had, en de sportstress toesloeg. Daardoor begin ik dan vaak “Kasparov-achtige” manoeuvres te doen die steevast verkeerd aflopen of, erger nog, gewoon te offeren, zo van: hierse manneke; als ge nu even góe oplet dan zulde snappen da ge eigenlijk feitelijk gewoon ’n stuk kríjgt van mij, álstublieft!! Wat volgt is door menig schaker gekend: een pijnlijke en soms lange doodstrijd die meestal eindigt met ingehouden lachjes van venijn en ne welgemeende proficiat en “toch óók goed gespeeld zulle”! Johan.