Daniël bezorgde ons een eindspelstudie van Blundell uit 1995. Dit is de stelling, die wit moet proberen te winnen:
Het is duidelijk dat wit zijn pion op e4 niet mag verliezen en dat de zwarte vrijpion op f4 moet worden gestopt. Zoals wel vaker in het eindspel is tempodwang hier een belangrijke factor. Een mogelijk winstplan is om het paard te offeren voor de f-pion en het resterende pionneneindspel te winnen. De witte koning komt dan op tijd om op d3 zijn e-pion te verdedigen. Maar wat is dan wits eerste zet? Op het eerste gezicht is er veel keuze: Kb2, Kc1, Pe1, Pb4, Pa3, Pa1… Met de koningszetten gaat wit eerst zijn pion verdedigen. Met de twee eerste paardzetten, Pe1 of Pb4, wil het naar d3. Met de twee laatste paardzetten wil het naar d2: a3-c4-d2 of a1-b3-d2. De vraag is: met welke zet begin je?
Om de oplossing te vinden moet je met drie belangrijke zaken rekening houden:
1. het plan om het paard naar d2 te spelen, dit via de juiste route c2-a1-b3-d2;
2. de wederzijdse zetdwangstellingen (er zijn er twee) vinden;
3. de “bomvelden” vinden (= velden die niet betreden mogen worden). Dat zijn f4 voor de zwarte koning, d3 voor de witte koning en d2 voor het witte paard. Opmerkelijk is dat het witte paard niet te vroeg naar d2 gespeeld mag worden. Het tempospel speelt zich af vlak naast de bomvelden.
De juiste oplossingen (en het boek waarin die worden besproken)? Die geven we met mondjesmaat vrij. Intussen: veel oplosplezier!
Ik heb intussen al meer dan 2 tempodwangstellingen geteld. De belangrijkste zijn 1 met de witte koning op d3 en de zwarte op f4 ( de f- pion staat al op f2) en 1 met de witte koning op d5 en de zwarte op f4 ( eveneens met de zwarte vrijpion op f2). Het witte paard staat op d2 of f1.
Daniël vertelde mij enkele weken geleden aan de toog over deze stelling. Bij het oplossen (en dat kan even duren…, neem er een bord bij) kwamen allerlei emoties naar boven: verwarring, verwondering, bewondering, en ook een flinke dosis humor. Voor mij zowat de omschrijving van kunst.