Gisteren, 5 januari 2025, overleed de Duitse topgrootmeester Robert Hübner. Hij werd 76 en was al enkele jaren ernstig ziek. Misschien dat zijn naam minder belletjes doet rinkelen bij de jongere helft van onze leden, maar in zijn beste jaren behoorde hij tot de absolute wereldtop. In 1981 was hij ’s werelds nummer 3, na Karpov en Kortsjnoi, en zijn top-ELO (juli van dat jaar) was 2640. Hij won diverse internationale tornooien en was decennialang de nummer 1 van Duitsland. Daarnaast maakte hij naam als schaakanalist en publiceerde tal van boeken en essays over of in verband met schaken. Er zijn er niet zoveel die dat kunnen zeggen, maar Hübner nam deel aan maar liefst 4 kandidatentornooien. Om het hoogste schavotje te bereiken was hij misschien net te pessimistisch over zijn kansen, en bovendien was hij geen voltijds beroepsschaker: hij had ook nog een andere, academische carrière (zie onder), wat zijn schaaktalent misschien niet tot de allerhoogste ontplooiing kon brengen.
In de aanloop naar het WK van 1972, de legendarische clash Spasski–Fischer, misschien wel de beroemdste WK-match ooit, kwalificeerde Hübner zich voor het daaraan voorafgaande kandidatentornooi, via een 4de plaats in het Interzonaal tornooi van Palma de Mallorca in 1970. Het was toen zo dat de eerste 6 van dat tornooi, naast Petrosian en Kortsjnoi, resp. verliezer van de vorige WK-kamp en de vorige kandidatenfinale, en als zodanig rechtstreeks geplaatst, het eigenlijke kandidatentornooi zouden betwisten. Palma de Mallorca werd gewonnen door Fischer – uiteraard, zeggen we nu – al dankte die zijn deelname aan wat we nu een wild card zouden noemen, een wat controversiële demarche van toenmalig FIDE-president Euwe, nadat Benko en zijn vervanger Lombardy hun plaats hadden afgestaan.
Het kandidatentornooi van 1971 was misschien al even sensationeel als het WK zelf, want Fischer verpletterde eerst Taimanov en dan Larsen met telkens 6-0 en won de finale van Petrosian met 6,5-2,5. Die had eerst Hübner en vervolgens Kortsjnoi uitgeschakeld, maar niet zonder strubbelingen. De jonge Hübner, ogenschijnlijk kansloos tegen ervaren rot Petrosian, hield niet alleen stand maar legde de Rus ook wel het vuur aan de schenen. In de 6de partij kloeg Hübner over het geluid van de voetstappen van passerende voorbijgangers tijdens het spitsuur (wat de enigszins hardhorige Petrosian niet hinderde: die had een hoorapparaat dat hij uit kon zetten). Maar hij kreeg de wind van voren (“hysterische klacht”, “onbeleefd gedrag tegenover de organisatoren”, etc.). Idem dito in partij 7, waar hij naar eigen zeggen in een voordelige stelling nodeloos extra tijd diende te verbruiken, om vervolgens kort voor de 40ste zet een stuk weg te blunderen. Daarmee hield hij het ook meteen voor bekeken en de kamp eindigde dus op een ongebruikelijke 4-3, na 7 van de voorziene 10 partijen. De andere zijde, zelden te beroerd om hogere machten in te schakelen om hun schaakhegemonie te handhaven, zag zijn terugtrekking als een goedkope uitvlucht, maar voor de stelling dat die hier niet in het spel zouden zijn geweest, steke men zijn hand maar beter niet in het vuur.
In de volgende 2 cycli (in die tijd gespreid over 3 jaar, tegenwoordig 2) haalde Hübner het kandidatentornooi niet, al was hij nooit ver van een kwalificatie, maar in 1980 was hij er opnieuw bij. Hij versloeg achtereenvolgens Adorján (5,5-4,5) en Portisch (6,5-4,5), en ontmoette Kortsjnoi in de finale. Opnieuw gaf Hübner er voortijdig de brui aan, deze keer na 10 van 16 partijen. Na 6 partijen stond hij een punt voor, maar na een blunder-in-één-zet in de 7de en bijkomend verlies in de 8ste partij was de veer gebroken en kort nadien vond hij het welletjes.
In 1983 volgde zijn 3de deelname aan het kandidatenfestijn. De kwartfinale tegen Smyslov eindigde op 5-5, en 4 extra partijen maakten er 7-7 van. Ongelooflijk maar waar: de beslissing viel via het balletje van de roulettetafel (de match ging nu eenmaal door in een casino). Een eerste poging bleef nog onbeslist, maar bij de tweede rolde het balletje op rood, de kleur die Smyslov had gekozen. Exit Hübner, enter het eerste WK tussen Karpov en Kasparov dat na 5 maanden en 48 partijen bij 5-3 werd afgebroken, officieel wegens “uitputting van de spelers”, maar dat verhaal is hier niet aan de orde en het hoe en waarom nog veel minder.
Het duurt dan een hele tijd voor Hübner nog eens in het kandidatentornooi opduikt – zijn 4de en meteen ook laatste keer – en dat in de WK-cyclus van 1990-1993, die geen normaal verloop meer zou kennen, omdat regerend wereldkampioen Kasparov FIDE gedag zou zeggen om zijn eigen PCA (Professional Chess Association) uit de grond te stampen, en de 2 concurrenerende organisaties ieder hun eigen ‘champ’ zouden genereren. FIDE gooide zijn systeem ook nog eens voor een stuk om: het (enige) Interzonaal tornooi werd omgevormd tot een Zwitsers tornooi met 64 deelnemers, en de eerste 11 kregen een ticket voor het kandidatentornooi. De beste 4 van het vorige kandidatentornooi mochten er ook bij, en één plaats bleef onbezet. Daardoor ging Karpov zonder spelen naar de kwartfinales, terwijl de andere 14 eerst nog hun 8ste finales moesten afwerken. Daarin nam Hübner het op tegen Timman, maar de Nederlander haalde het met 4,5-2,5. Opnieuw maar 7 partijen, al wordt er deze keer geen controverse vermeld of bedacht: mogelijk zag Hübner niet hoe hij in de drie resterende partijen een 2-0 achterstand kon goedmaken, laat staan in winst ombuigen.
Vermeldenswaard nog: in de finale zou Short Timman verslaan, maar de match Kasparov–Short onder auspiciën van FIDE zou er niet meer komen. Dat werd een PCA-affaire (Kasparov won met 12,5-7,5), waarin Hübner nota bene als secondant van Short zou fungeren. FIDE moest intussen een nieuwe titelstrijd bedenken. Dat werd Karpov–Timman, omdat beiden alleen van Short hadden verloren. Karpov won met 12,5-8,5 en zou zich nadien nog een paar keer wereldkampioen mogen noemen, maar dan zonder de allure van een Kasparov of een Kramnik.
Hübner bleef internationaal actief als schaker tot in de jaren 2000, maar had naast het schaken, dat hij nooit voltijds professioneel beoefende, ook een academische carrière. Hij had klassieke filologie gestudeerd en zich gespecialiseerd in de papyrologie, de wetenschappelijke discipline die papyrusteksten (en andere documentaire bronnen uit de klassieke oudheid) bestudeert en probeert te ontcijferen. In 1976 behaalde hij daarin zijn doctoraat aan de universiteit van Keulen. Zijn brede taalkundige interesse bracht hem er zelfs toe om Fins te gaan leren om bij een eerstvolgende gelegenheid wél te kunnen communiceren met een Finse tegenstander (i.c. Westerinen), en nog later Finse werken te gaan vertalen of de Ilias. Naar verluidt sprak hij 22 talen, maar dat soort oordelen over iemands talenkennis vergt meestal wel één of twee korrels zout.
Voor het publiek dat enkel het beeld kende dat door de media van hem werd geschetst kwam Hübner veeleer gereserveerd en zelfs wat schuw over, maar dat beeld is tot op zekere hoogte nep. Wie hem beter kende, wist dat hij heel open kon zijn, een gezond gevoel voor humor had, gevat en geestig uit de hoek kon komen, en nooit te beroerd was voor een lekker gesprek, met diepgang, over allerlei aspecten en finesses des levens. Het hoefde niet alleen over schaken te gaan. In zijn laatste dagen kreeg hij nog bezoek van goede vrienden/collega’s, zoals Vlastimil Hort (ooit simultaangever in onze club, maar wie weet dat ook nog/wie was daar ook bij?) en Rustam Kasimdzhanov (ooit FIDE-wereldkampioen, in de tijd van de knock-outtornooien genre World Cup).
Even technisch nog. Alle grote schakers hebben wel een of andere bijdrage geleverd aan de openingstheorie, vereeuwigd als de naam van een variant of systeem. Zo staat de volgende variant uit het Nimzo-Indisch bekend als de Hübnervariant: 1. d4 Pf6 2. c4 e6 3. Pc3 Lb4 4. e3 c5 5. Ld3 Pc6 6. Pf3 Lxc3+.
Het is “een van zwarts meest solide systemen tegen 4. e3“, zo vertelt Paul van der Sterren, “en één van de weinige varianten waar het vrijwillige ruilen op e3 (dus zonder dat wit a2-a3 speelt) volkomen geaccepteerd is.” ’t Is maar dat u het weet.
Wist je dat… Hübner in 1970 nog deelnam aan het ‘Four Nations Tournament’ dat georganiseerd werd door SKOG en plaatsvond in het stadhuis van Mortsel? Bron: Belgian Chess History (website van Nikolaas): https://www.belgianchesshistory.be/tournament/four-nations-tournament-mortsel/
Een welgekomen aanvulling, Pascal. Ik had geen flauw idee …
Nog even iets anders toevoegen. Vier keer deelnemen aan het kandidatentornooi, is maar weinigen gegeven, suggereerde ik in het artikel. Ik lees zonet dat Caruana eindwinnaar is geworden van het FIDE Circuit 2024, wat hem (als eerste) een plaats oplevert in het volgende kandidatentornooi (2026). Het wordt zijn 6de (zesde!) opeenvolgende deelname. Nog minder evident, dus. Al zit er misschien een keerzijde aan zo’n reeks: misschien kun je alleen zo vaak deelnemen als je nooit wereldkampioen wordt …
Enkele reacties van mijnentwege op de schaker Hubner.
In het kandidatentornooi te Palma de Mallorca moest Hubner in de eerste ronde al aantreden tegen Fischer.Hubner had zwart ,speelde de Caro-Kann en behaalde gemakkelijk remise,een uitslag waarmee vooral Fischer blij mocht zijn.
In de tweekamp tegen Petrosjan in 1971 speelde Hubner goed mee,maar verloor toch verdiend de zevende partij.Daarna werd hij zo kwaad dat hij ,na deze nederlaag,als reactie daarop, het televisietoestel op zijn kamer kapot gooide.
In het kandidatentornooi in Biel 1976 moest Hubner met wit in de voorlaatste ronde aantreden tegen Petrosjan.Petrosjan moest winnen om nog kansen op kwalificering voor de kandidatenmatches te hebben,Hubner kon met remise genoegen nemen,als hij dat wou tenminste.Hubner bereikte met wit een huizenhoog gewonnen stelling,maar liet zich daarna door Petrosjan tactisch overbluffen.Hubner was daarna zo van de kaart dat hij een geforceerd mat in vier zetten grandioos overzag.Petrosjan,die voordien in het tornooi met zwart van outsider Oscar Castro verloren had,maakte koelbloedig gebruik van de onverwachte kansen en won de partij alsnog.
Ook in de finalematch van de kandidatenmatches in 1980 tegen Kortsjnoi verloor Hubner in een (zoveelste)Franse partij omdat hij een paardvork (schaak op koning en toren) overzag en daarop prompt zijn psychisch evenwicht verloor.Na nog 2 afgebroken partijen gaf Hubner er eenvoudigweg de brui aan.
Tja,een goede verliezer is hij nooit geweest.
Beroepshalve werkte Hubner inderdaad op de universiteit en vertaalde er o.a. (Assyrische) papyrusrollen.Die bleken voornamelijk aan- en verkoopcontracten te zijn geweest.
Wij zien daarvan nauwelijks het maatschappelijk belang in,maar kom.
Praktisch ingesteld is Hubner nooit geweest (wij zien de wereldvreemde Hubner niet gauw het televisietoestel,dat hij in Sevilla kapot gooide,herstellen),maar dat schijnt al bij al toch nog mee te vallen.In een luchthaven konden collega-grootmeesters enkel maar vaststellen dat Robert Hubner merkelijk beter op de hoogte was van de aankomst- en vertrektijden van vliegtuigen dan de plaatselijke stewardess.
Hubner was een waarlijke talenknobbel en kon veel talen vloeiend spreken.
Hij was ook een zeer sterke grootmeester en het is natuurlijk spijtig dat hij ons ontvallen is.
Het kandidatentornooi van Palma de Mallorca? Nee, het interzonaal tornooi, waarvan de eerste 6 in de eindstand een ticket kregen voor het kandidatentornooi van 1971. Idem dito voor Biel 1976. Er waren toen twee interzonale tornooien, Biel en Manila, waarvan telkens de eerste 3 zich kwalificeerden voor het eigenlijke kandidatentornooi . Petrosian moest na afloop trouwens nog een play-off spelen met Portisch en Tal, voor de laatste twee plaatsen.
Geen goede verliezer? In tegenstelling tot sommige anderen was hij ongenadig scherp voor zijn eigen fouten en blunders. Het kan ertoe bijdragen dat je er voortijdig de brui aangeeft, maar dat betekent nog niet per se dat je een slechte verliezer bent.
Wereldvreemd etc.? Je bevestigt grotendeels het beeld dat de media van Hubner hebben opgehangen en dat, zo getuigen de mensen die hem beter kenden, niet strookt met de realiteit.
Tot slot: “Wij zien daarvan nauwelijks het maatschappelijk belang in…”. Wij? Ik denk dat je hier voor jezelf spreekt. Elke wetenschappelijke discipline heeft zijn belang, je hoeft het niet altijd te zien of interessant te vinden.
Je hebt gelijk,Herman.Ik, bedoelde uiteraard het INTERZONALE tornooi van Palma de Mallorca in 1970 en het INTERZONALE tornooi van Biel van 1976.