Minister Muyters zegt dat schaken geen sport is, omdat – daar komt het op neer – schakers te weinig bewegen. We moeten hem dankbaar zijn voor zijn uitspraak, want sindsdien zit schaken in alle media en is de hele schaakwereld in rep en roer. Zelden zoveel verbale opstootjes over onze sport (tja) meegemaakt als nu. Her en der worden artikels opgezocht, onderzoeken verzameld, uitspraken van schaakkampioenen ontfutseld… allemaal om een dossier samen te stellen dat schaken effectief tot sport verheft, een dossier dat bovendien dik genoeg is om een training kogelstoten mee te organiseren. Benieuwd of Muyters genoeg getraind is om het op te vangen. Hoe vaak beweegt een minister eigenlijk, behalve dan met zijn tong?
Muyters’ woordvoerder doet er nog een schepje bovenop: ‘Als schaken een sport is, dan moeten we Monopoly en Scrabble ook een sport noemen’. Uitstekend. Daarmee is tenminste duidelijk dat de visie van de minister op sport ondubbelzinnig kortzichtig en oubollig is. De Vlaamse sporter moet bewegen, anders is hij geen sporter. Maar geef toe, dat bewegen is in sommige sporten toch wel povertjes: rallyrijders draaien aan een stuur en duwen met hun voeten op pedalen; kleiduifschieters maken een bocht met hun lenden en halen met één vinger een haan over; curlingspelers vegen heel snel over en weer met een bezem; en in de duiven’sport’ … vul zelf maar in.
Schakers zitten stil, ja, maar daarmee is echt niet alles gezegd. De concentratie die een schaker moet opbrengen tijdens een partij is soms veel langduriger en intenser dan bij de meeste andere concentratiesporten, aan het mentale werk kan het ‘niet sportieve’ van schaken dus al niet liggen. Tien jaar geleden hoorde ik bovendien voor het eerst over een onderzoek bij topschakers. Tijdens een toernooipartij zou hun hartslag even fel te keer gaan als bij een marathonloper. En niemand minder dan Garry Kasparow zegt dat een toernooi je makkelijk vier kilo lichaamsgewicht kan kosten. Schaken betekent onomwonden je lichaam en je conditie op de proef stellen. En ja, dat allemaal door te zitten. Welke andere sport kan op met zo weinig beweging voor al die effecten tegelijk zorgen?
Misschien zou minister Muyters beter ook leren schaken en zich voor en na zijn ambstermijn even wegen. Van zijn kortzichtige uitspraken over schaken zal hij alvast geen gram verliezen.
Standpunt vanwege de OESO omtrent een internationale wettelijke bepaling die de taxatie regelt van inkomsten van sportlui: “L’article s’applique également … à des activités … tels que les joueurs de billard ou de snooker et les participants à des tournois d’échec ou de bridge”.
Muyters heeft toch een beetje gelijk. Schaken is geen sport, schaken is schaken! Schaken is uniek. Schaken moet ook niet gepromoot worden omdat het goed zou zijn voor van alles en nog wat (geheugen, aandacht, doorzetting, etc.), zoals bijv. onze club doet. Schaken is op zich interessant. Een dergelijke discusie heeft weinig zin, zoals alle discussies over definities (dat leerde Wittgenstein ons al). Maar het gaat uiteraard over de subsidies, en dat is een andere discussie. Maar zeg dan dat het daar over gaat.
Ik kan pas op de poll antwoorden als ik weet wat de definitie is van sport. Ik denk dat de meeste rallypiloten het wel zullen halen van een schaker in een Cooper-test. Alleszins hoop ik dat de schaakwereld niet minder zal draaien als de Muyters-beslissing een financieel gevolg heeft. Kan onze sport niet gewoon van cultuurbudgetten meeëten? Hoe het plaatje heet beroert me nauwelijks. Ik ben Gert maar ge moogt ook Jos zeggen.
What’s in a name… That which we call chess, by any other name would still be fun.
Inderdaad lijkt het mij zinloos om te discussiëren over de vraag of schaken een sport is als er niet eerst een duidelijke definitie wordt gegeven.
De vraag zou mijns inziens eigenlijk moeten zijn: “Moet scheken gesubsidieerd worden?”, eerder dan “Is schaken een sport?”
Blijkbaar had iemand de poll vervalst. Kinderspelletjes…