Welgeteld drie zeges telde SKOG zondagnamiddag, de forfaitwinst van Patrick niet meegerekend, op een totaal van 29 (effectief gespeelde) partijen. Dat iemand tijdens het après-schaak – ja, daar blijven we desondanks ijzersterk in – liet optekenen dat “er niet veel zin zouden hebben om over de voorbije IC-ronde (ook nog) een verslagje te plegen” was dan ook een voorspelling waar zowel Nostradamus als Madame Soleil een punt aan kon zuigen. Maar, “… in goede en slechte dagen …”, toch? En bij SKOG 3 was het niet eens een slechte dag, wat de zaken natuurlijk wel vergemakkelijkt.
Tegen Gent, oftewel KGSRL 9, zouden we toch iets moeten rapen: ze stonden vóór ons in de stand, twee matchpunten, maar leken zoveel haalbaarder dan de toppers die we de komende weken nog tegemoet zien en mijlenver voor ons uit staan. Het was wel een erg homogene ploeg, zonder uitschieters naar boven of beneden. Op ELO-papier waren we ongeveer even sterk: gemiddeld stonden we 21 punten in het krijt (echte ELO’s, dus per 1 januari 2024), niet per se onoverkomelijk. Herman zat met het grootste verschil opgezadeld, een ELO-min van 146, maar goed (what else is new?) die is dat soort zaken wel gewend dit jaar.
Op bord 1 waren de debatten het eerst afgelopen. Jeroen wist een betere loper te verwerven en ging op zoek naar barsten of scheuren in de zwarte stelling, maar zijn tegenstander kon zijn bouwwerk in gave staat houden en dus werd het remise. Het zag er op dat moment al niet zo slecht uit voor de thuisploeg, want op bord 2 was Wout tegen dan al in een vrijwel winnende positie geraakt, ondanks of dankzij een maneuver dat er toch wel riskant had uitgezien: resoluut de dame inzetten voor een afruilcombinatie die resulteerde in een eindspel van een toren tegen twee lichte stukken. Zou dat volstaan? Maar desondanks (of net daardoor) bleek de keuze terecht, want niet veel later moest één van de lichte stukken al in de doos en bleken de pionnen van zwart sneller de weg naar de overkant te kunnen of zullen vinden: 0-1 en wij zo goed als op rozen.
Intussen zaten Herman en Jan allebei in toch heel remiserijpe stellingen, zodat het beoogde punt dat we toch graag zouden pakken wel heel dichtbij was: één halfje zou volstaan, twee en het zou zelfs een overwinning worden. Beiden stelden ergens remise voor, en in beide gevallen wilden de tegenstanders het (nog) niet geweten hebben. Uiteindelijk wist Herman zijn opponent in een situatie te krijgen (dwingen is veel gezegd, maar het was dat of toegeven dat er niets te rapen zou vallen) waarin hij eigenlijk op eeuwig schaak moest aansturen, op straffe van verlies (met schaak) van de nogal cruciale d-pion. En toen was de puntendeling snel beklonken.
Een 2-2 was dus al binnen, maar het halfje dat Jan in handen had, kon gelijk winst opleveren. Helaas zette Jan op een bepaald moment in het eindspel, dat digitaal de hele tijd op 0,0 werd geëvalueerd, één keertje zijn loper mis, m.n. uitgerekend op het ene veld waar hij niet naar toe mocht, wat voor complicaties zorgde waarin zijn tegenstander uiteindelijk alsnog een doorbraak kon afdwingen. Een gemiste kans, en niemand die dat meer betreurde dan Jan zelf, maar laten we niet dramatiseren: het punt waar we vooraf hadden willen voor tekenen was er, en daarmee zijn we zo goed als zeker van het behoud. Weliswaar nog niet mathematisch, maar de twee staartploegen zullen naar alle waarschijnlijkheid, bij alle zeilen die ze kunnen bijzetten, ettelijke exemplaren tekortkomen, en verder hebben we nog twee andere teams achter ons, die ons ook niet meteen of moeiteloos zullen kunnen passeren, en al zeker niet als we ons puntentotaal intussen nog wat opvoeren, een lang niet denkbeeldig scenario. Maar, even wachten, Wachtebeke is onze volgende tegenstander, en dat is de competitieleider. Mochten we daar wat sprokkelen, is het helemaal feest.
Deze ronde kwam Wachtebeke op met een gemiddelde elo van 2145 ( ja , geen tikfout , wel degelijk 2145) ! Daar wat rapen zou geen feest worden , maar een schaak-bachanale !!!!!
Mijn dameruil kwam niet uit. Als de tegenstander in tijdnood de zet had gezien die ik zag, had hij activiteit met de lichte stukken, ipv een verwrongen paard dat mijn toren tegen zijn loper makkelijk voor me maakte.