‘Gemiste kansen’ was ook een mogelijke titel geweest, en breder toepasselijk, want er waren er nogal wat gisteravond, maar we focussen natuurlijk graag op wat bijna de sensatie van de avond was, m.n. het duel tussen de uitersten in de stand: nummer 9 versus de ene nummer 1 (de andere was bye). Die eindigde met drie remises en één winstpartij en dat bevestigt nogmaals dat winnen in reeks 2 geen sinecure is. _LEESMEER_
Co-leider Jan had in het Koningsindisch een Benko-inval, maar werd verrast door de repliek van Patrick, die met het paard sloeg en niet met de pion. Luttele momenten later gaf een tweede pion de geest, en toen zag het er helemaal beroerd uit. Een witte aarzeling op de koningskant gaf zwart onverhoopt, nadat de afgrond zo nadrukkelijk had staan lonken, dan toch wat tegenspel. Het bleek voldoende om de nabibberende meubelen te redden: ½ – ½.
Even naar de chronologie nu. De zaal was al serieus aan het leeglopen, toen onze acht kemphanen nog allemaal bezig waren. Het minst lang bakkeleiden Guy en Benny. Na een Engelse aanzet werd aan beide kanten verwoed gepoogd en tegengegaan, of omgekeerd, maar evengoed geen krimp gegeven. Geen onverwacht resultaat kan men opperen, maar het bord stond wel een hele tijd stevig in brand. Remise, maar dan wel tout feut tout flamme.
Als ik het goed heb, waren Patrick en Jan als tweede bord klaar. Vervolgens kwamen (andere) Jan en (dito) Guy. Jan, altijd wel in voor een pionoffertje, beantwoordde de Sicilaan van Guy met het bekende en ook beruchte Morragambiet. Dat kun je weigeren op allerlei manieren, maar 3…Da5 kon de witspeler niet meteen afdoen als oud nieuws. Napluiswaard, vond ik zelf, om te ontdekken dat bv. Esserman (“Mayhem in the Morra”, 2012) de zet als twijfelachtig beschouwt. Het vervolg heb ik grotendeels gemist, maar hoe dan ook heeft Jan Essermans kwalificatie niet kunnen bevestigen, of heeft Guy die misschien wel gewoon weerlegd. Uiteindelijk verloor wit materiaal en kon zwart de enige zegepluim van de avond op zijn hoed steken: 0-1.
Tot slot, de confrontatie Mart (die met plezier Koningsindisch wil) versus Carlo (die zich dezer dagen/weken/maanden volop op de Grünfeld gooit). Het werd dus Grünfeld, of wat dacht u? Voor de toevallige passant was het telkens niet evident om te zien wie nu zus dan wel zo stond, het had zelfs gelijk kunnen wezen, maar boeiend was het alleszins, omdat er zoveel tegelijk onder vuur werd genomen of vol in het vizier lag. Ondertussen was ook remise al aan de orde geweest, m.n. op zet 18: wit stelde voor, zwart wees af. Echter, de zet van Mart was kennelijk niet de beste, maar Carlo verzuimde om profijt te sprokkelen. Nog eens 16 zetten verder had hij de winst in handen, also sprach althans de digitale betweter, maar hij liet ze, met een vervlakkende zet, als water door de vingers glippen. Ergo, even later: ½ – ½.
Er is dus ontsnapt en/of niet afgemaakt en dan hebben de afwezigen soms gelijk (of geluk): als de anderen maar moeizaam vooruitkomen, heb je alle kans om minstens niet achter te blijven. Dus, misschien doet Herman een goede zaak, omdat (voormalig) co-leider Jan en eerste achtervolger (en virtueel gelijk met beide anderen) Carlo een halfje inleveren. De eerste wordt wel opnieuw leider, met 5/7, maar met een partij meer, en de andere (4/6) komt weliswaar een halfje dichter bij Herman, maar nu met evenveel partijen, dus effectief op een half punt en niet meer virtueel gelijk.
Maar dat triumviraat aan de kop mag natuurlijk ook wel eens omkijken. Met zijn eerste zege, na vier remises, komt Guy als het ware op kousenvoeten aansluiten: met 3/5, en dus maar twee verliespunten, staat hij virtueel gelijk met Carlo en Jan. Razend interessant bij dit alles – Herman kijkt belangstellend toe – is het feit dat Guy nog tegen beiden in het geweer moet. Voor geen van de partijen een evidente snelle hap, en de gevolgen kunnen vérstrekkend zijn: winnen brengt of houdt de hemel binnen bereik, verliezen is een stevige stap achteruit. En het verhaal van de derde hond, oké, hier zijn er vooralsnog vier in het spel, is bekend, al mogen we niet sneller willen roepen dan de beer die in dergelijke gevallen eerst dient te worden geschoten zich ook daadwerkelijk wil vertonen. It ain’t over till the fat lady sings, en we zijn nog niet eens halfweg.
Als we deze bende van vier als “de kop” mogen beschouwen, dan is de rest de achtervolgende groep. Guy en Jan, beiden met 50%, kun je dan de middenmoot noemen: zij houden de kop nog in het vizier, een sprong vooruit – het is soms gauw gebeurd – kan nog. Mart, Benny en Patrick vormen de staart van de achtervolgende groep, maar omdat ze toch al 4 à 5 verliespunten torsen, is “achtervolgend” niet zo’n toepasselijke term meer. Hoewel. In deze reeks een paar keer achter elkaar uithalen en de wereld ziet er heel anders uit. En dat kan hier.