Gisteren kreeg ook de FWC, het Open tornooi (in de praktijk: de heren) van de World Cup, zijn beslag. Van ronde 7, de halve finales, hebt u nog een verslagje te goed, dus laten we daarmee beginnen om de spanning omtrent het eindresultaat alvast nog even aan te houden en, wie weet, nog op te voeren. Carlsen mocht proberen af te rekenen met de verrassende Abasov, thuisspeler in Bakoe, Caruana vond jeugdig supertalent Praggnanandhaa op zijn weg naar een mogelijke finale.
In een scherpe eerste partij trok Carlsen tegen Abasov het initiatief spoedig naar zich toe, hoewel aan beide kanten uiterst precies spel vereist was. Op een bepaald moment kreeg Abasov echter een mooie kans op voordeel, maar hij overzag het en Carlsen kwam goed weg. De oud-wereldkampioen zette dan een nogal riskant plan op, wat Abasov gelijkspel had kunnen opleveren, maar ook nu miste de Azerbeidzjaan deze mogelijkheid, en zo kwam zijn koning in een matnet terecht. Vintage Carlsen, eerst uithalen en dan remise annex finale, zeker?
Dat was zowat de verwachting, want hoe zou Abasov kunnen tegenscoren? Maar de man van Bakoe probeerde het wel. Hij slaagde erin een licht voordeel te verwerven, maar Carlsen wist het te neutraliseren en zelf te gaan drukken. Uiteindelijk kwam er een eindspel tot stand dat de meesten van ons zouden typeren als potremise. Daar verraste Abasov Carlsen nog met een geniaal zetje, gelukkig voor de Noor net niet fataal, en Carlsen gaf ten slotte zijn loper voor twee vrijpionnen. Abasov kon die tijdig onderscheppen, waarna alle stukken van het bord gingen en de vrede werd getekend. Carlsen naar de finale, Abasov naar de troosting.
Caruana en Praggnanandhaa deden 78 zetten over hun eerste kamp, en toen stonden alleen de koningen nog op het bord. Een prima resultaat voor de jongeman uit Chennai, India, want het was Caruana die intitiatief verwierf en vervolgens de hele tijd drukte op de damevleugel, tot Praggnanandhaa daar twee pionnen ruilde tegen de witte a-pion en een remiseachtig eindspel bereikte. Dat wist hij ook te houden, ergo: remise.
Ook in de tweede partij was het Caruana die de pressing voerde. Een onnauwkeurigheid van Praggnanandhaa in het vroege middenspel gaf Caruana kansen, die hij echter niet volop benutte: misschien waren ze aan het oog ontsnapt, misschien vertrouwde hij de zaak niet echt. Zwart kwam wel wat beter te staan, in een gecompliceerde spelontwikkeling vol gemanoeuvreer en tactische wendingen, maar Pragg verdedigde zich kranig en hield stand. Opnieuw remise, dus, en tiebreaks om uitsluitsel te geven.
Ook in de eerste rapidpartij stond Caruana aan het roer, deze keer met flinke winstkansen, maar hij verloor tijd met een onnodige finesse, waarna Praggnanandhaa zijn toren kon geven voor de ver opgerukte a-pion en, dankzij een actieve koning, met 3 pionnen versus 2 plus loper alsnog knap overeind kon blijven. De tweede partij was een eerder weinigzeggende remise, zodat het tempo nogmaals kon worden opgeschroefd.
Deze keer (2x 10+10) zou de eerste partij bepalend zijn. In een middenspel met lopers van tegengestelde kleur tastte Caruana strategisch mis: i.p.v. aan te sturen op zwarestukkenruil, wat zo goed als zeker remise beloofde, liet hij zijn tegenstander toe hem een zwakke e-pion aan te smeren die vervolgens onder vuur kon worden genomen. Praggnanandhaa verbeterde stelselmatig zijn positie, doorzag en weerstond alle tactische vallen, grappen en truken die Caruana hem nog voorschotelde en haalde kalm en zeker het punt binnen.
In de ultieme herkansing kreeg enkel Praggnanandhaa winstkansen, maar hij gaf er de voorkeur aan om de zaken onder controle te houden en niets toe te staan. Het volstond voor de remise die hem de finale opleverde, tegen het nummer 1 van de wereld, dat al jarenlang onbetwistbaar, onnavolgbaar en onaantastbaar de scepter zwaait op de 64 velden. En dat wellicht nog lang niet toe wil zijn aan een wisseling van de macht …
Ronde 8, het allerlaatste schuifje in een uitermate boeiende en niet van sensaties gespeende Word Cup. Een tijdje terug noteerden we vier (vnl. jonge) Indiërs in de kwartfinales, en nu staat er één van dat kwartet in de finale. Hij is daar meteen ook de jongste speler ooit. En, hij mag het opnemen tegen de sterkste speler van pakweg de voorbije decennia of de laatste kwarteeuw, die zelf ook helemaal voor het eerst in de finale staat. Recordliefhebbers en co. vinden hier heel wat om over te feesten.
Laten we niettemin eerst de troosting bekijken, tussen een lang niet onverwachte Caruana en een, in scherp contrast daarmee, compleet onverwachte outsider en thuisspeler Abasov. Gelet op het feit dat Carlsen verkondigd heeft niet te zullen deelnemen aan het Kandidatentornooi zolang het WK-formaat niet substantieel wordt veranderd (meer partijen en snellere tempo’s), zijn beiden zeker van hun plaats daarin, maar het spreekt vanzelf dat de 3de plaats hier een tikje geruststellender is: als Carlsen nog van gedacht verandert, is je 4de plaats op slag geen ticket meer waard. Het feit dat Carlsen ook via andere criteria ‘kwalificeerbaar’ is (bv. hoogste rating) doet niet ter zake: het is de volgorde van selectiecriteria die telt, en World Cup gaat voor op alle nog in te vullen plaatsen. Caruana zal dus wel liever zekerheid hebben, al heeft hij nog andere manieren achter de hand: Grand Swiss (twee plaatsen) of rating (de kans dat hij ’s werelds (eerstvolgende) hoogste ELO is in januari 2024 is niet bepaald denkbeeldig (hij is het nu ook). Dat ligt wellicht wat moeilijker voor Abasov, voor wie het (voorlopig) meer nu of nooit is, maar als Carlsen niet terugkrabbelt, is zijn kandidatenplekje sowieso verzekerd, hoe de strijd hier ook afloopt.
Zei ik boven iets van “niet van sensaties gespeende World Cup”? Tja, hier had je er weer één. In de eerste partij liep het al helemaal niet soepel voor Caruana, die zijn draai niet helemaal vond in de Catalaan die Abasov huiswerkgewijs had ingezet. Alleen had niemand voorzien dat de Amerikaan zo schlemielig onderuit zou gaan. In een stelling die weliswaar prettiger oogde én speelde voor de Azerbeidzjaan, maar in wezen nog altijd binnen de marges van “gelijkspel” viel, blunderde Caruana zichzelf in één zet de vernieling in (23. …. Db4?? i.p.v. 23. … f5 en er zou weinig/niets aan de hand geweest zijn). Abasov sloeg toe op h7, bracht het damepaard bij op e4 en zette toen zelf f5 door, en hoe dan ook kreeg Caruana in de volgende zetten gewoon mat aan de broek. Hij liet het zich wijselijk niet bewijzen en gaf op op de 26ste zet. “Beschamend”, vond hij zelf achteraf, en wie zijn wij om hem tegen te spreken?
Je houdt het niet voor mogelijk hoe de onverwachte namen niet één maar meerdere toppers uitschakelen en zelf ongeremd immuun blijken te zijn voor een eliminatie die hun ELO-gewijs zowat eeuwen geleden had moeten treffen. Werd Caruana de volgende in het rijtje groten-die-als-kneusjes werden weggezet? Des te minder ondenkbaar, omdat Abasov al bijzonder taai was gebleken en uiterst moeilijk te verslaan, en Caruana zichzelf blijkens eerdere uitspraken erg weinig kansen toedichtte in een gebeurlijke must-winsituatie. Maar dat soort overwegingen was zonder de vechter Caruana gerekend, in het rijk van Carlsen de Onvermijdelijke jarenlang (en nu weer) het nummer 2 van de wereld …
Van in de opening bracht een opnieuw uitstekend voorbereide Caruana zijn tegenstander in denkmodus. Zelf verzonk hij voor het eerst in gedachten nadat Abasov ietwat onnauwkeurig 13. … g5 speelde. Het leidde tot een kwaliteit voor een pion en het soort voordeel dat Caruana vooraf wel had willen beogen, maar ook hij zette even later onnauwkeurig voort, waardoor kans op remise toch weer toenam. In het eindspel, met wederzijds drie pionnen op de koningsvleugel en een kwaliteit voor wit (T+T tegen T+L), ging de aandacht van de commentatoren allereerst naar de vestingkansen voor zwart, maar de ervaren Caruana creëerde zoveel moeilijkheden en uitdagingen voor zijn tegenspeler dat die finaal de mist in moest. Niet veel later legde Abasov het hoofd in het zand: de bordjes hingen weer gelijk.
In de tiebreaks stond er weinig maat op ’s werelds nummer twee. Abasov lanceerde een Trompowsky in de eerste partij, maar Caruana had algauw het initiatief te pakken en verhoogde systematisch de druk op de witte stelling. Het duurde niet eens lang voor zwart effectief op winst stond. Uiteindelijk kwam de witte koning in een matnet terecht, waarin uitstel nog even kon, maar executie onvermijdelijk was. Op zet 28 wist Abasov het wel. In de tweede partij opteerde hij voor een Siciliaan, maar opnieuw was het Caruana die met scherp en doortastend spel de touwtjes naar zich toe trok, dankzij alle kleine kansjes die Abasov in winstdwang moest toestaan. Deze keer duurde de partij één zet langer, voor hetzelfde resultaat. Na wat dipjes (na tal van betere kansen opzijgezet door Praggannandhaa en pijnlijk afgetroefd door Abasov in hun eerste partij) behaalt een lichtjes herboren Caruana overtuigend de 3de plaats en een onbetwijfelbaar (d.i. niet afhankelijk van de wispelturigheid van Carlsen) ticket voor het Kandidatentornooi. Het wordt z’n 5de opeenvolgende deelname. Niet zo voor Abasov, die er dankzij zijn spraakmakende passage in deze World Cup voor het eerst zal bij zijn, maar wie weet niet voor het laatst. Als hij kan bevestigen – hij is tenslotte nog maar 20 – horen we nog van hem.
FINALETIJD! In de eerste partij trok Praggnanandhaa onvervaard ten strijde, met een scherpe variant in het Engelse Vierpaardenspel, waarmee hij de damevleugel onder vuur nam. Carlsen counterde gevat in het centrum en slaagde er vlot in om gelijkspel te bereiken. In een gelijke stelling met elk drie koningspionnen plus toren en paard, werd remise overeengekomen. Na afloop moest Carlsen nog van het hart dat hij als gevolg van een kennelijke voedselvergiftiging zich niet al te lekker voelde (het dagje rust na de halve finale was alvast welgekomen geweest, maar nog niet voldoende). Zijn prestatie aan het bord leek er niettemin niet minder om.
Misschien borduurde de tweede partij wel verder op dat thema. Het werd een erg snelle remise van nauwelijks meer dan een uur en net het vereiste aantal zetten (30) waarna remise eenvoudig mag worden voorgesteld en geaccepteerd. Een Vierpaardenspel waarin geen van beiden ook maar het minste bereikte (of wou bereiken), eerst twee paar lichte stukken van het bord gingen, vervolgens ook het zware geschut (eerst de dames, wat later de torens) en dat uitliep op een eindspel met gelijkkleurige lopers en een symmetrische pionnenstructuur. Tiebreakgedachten al dan niet aangevuld met overwegingen met het oog op fysiek herstel zullen wel hebben meegespeeld, maar het was verre van de interessantste partij van de dag, zeg maar van het hele tornooi.
De tiebreakdag duurde al bij al maar iets langer dan de vorige dag. Eerst – Praggnanandhaa met wit – kwam er een Giuoco Piano op het bord, waarin de jonge Indiër een aanval opzette tegen de zwarte koning maar dat niet accuraat deed en dus zonder succes. De stelling bleef wel gelijk. De partij waaierde uit in een open en scherp eindspel, waarin er aan beiden zijden hoogst nauwekeurig moest worden gerekend. Het bracht Praggnanandhaa zwaar in tijdnood, het recept voor een blunder, maar Carlsen profiteerde nog niet optimaal. Helaas blunderde wit nog even door en twee zetten later was de zaak compleet verloren. Kort daarna gaf Praggnanandhaa op.
Met winstdwang spelen is moeilijk genoeg, maar tegen Carlsen is het nog een pak lastiger. Het gevoel dat die altijd remise zal maken als hij dat wil, is overweldigend, ook al zal hij ongetwijfeld ook weleens verliezen in zo’n situatie. Hoe Praggnanandhaa daarover dacht, valt moeilijk te zeggen, maar feit is dat hij, nu met zwart, nooit iets substantieels in het vizier kreeg. Carlsen stond goed en dwong waar mogelijk stukkenruil af, en al na 22 zetten was het voorbij: remise en dus 1,5-0,5 winst voor Carlsen. Hoe dat kon, is mij wel niet duidelijk: de partij eindigde niet via zetherhaling (of pat) en er waren nog lang geen 30 zetten gespeeld. Reglementair gezien kon remise dus simpelweg niet overeengekomen worden, terwijl het kennelijk wel zo is gegaan. En niemand die daarover valt? Ik zal wel wat gemist hebben, maar ik zie het niet meteen …
De winnaar van de FIDE World Cup 2023 is dus Magnus CARLSEN, die voor het eerst dit tornooi op zijn naam mag schrijven, het enige van naam dat hij nog nooit had gewonnen. Zelf noemde hij het “completing chess”, schaken vervolledigen, en wat zijn carrière en zijn successsen betreft, kun je dat billijken, maar het moet ook niet te gek worden: dat hij onmiskenbaar zijn stempel heeft gedrukt (en nog drukt) op de schaaksport staat buiten kijf, het betekent natuurlijk nog niet dat het schaken nu eindelijk af is, of met hem geworden is wat het zou moeten zijn, of alleen nog maar mag worden gespeeld zoals hij dat vindt. Laten we het wel over schaken blijven hebben, niet over magnussen.
Jammer voor Praggnanandhaa, getuige vele stemmen, o.a. van Anand en de Indiase eerste minister Narendra Modi (die het de laatste tijd al druk genoeg had met nationale-vlaggetjes-zwaaien, na de eerste succesvolle maanlanding van het land, door de sonde Chandrayaan 3), maar we zien hem straks als 18-jarige in het Kandidatentornooi en dat is ook niet mis, want op die leeftijd zijn die jongeren nog volop in progressie: hoeveel leuks saat ons wel niet te wachten? Van progressie gesproken: de jonge held wint zowat 20 ELO’s bij (2727) en duikt voor het eerst de top 20 in (20ste, live ratings). Waar gaat dat heen?
Nu is het boeiend om die top 20-lijst eens wat nauwkeuriger te bekijken. Hij is voornamelijk gestoffeerd met spelers van iets onder tot halverwege 30, de generatie van begin tot halfweg de jaren ‘90, met enkelen die daar maar net buiten vallen. Eén duidelijk oudere uitschieter is Anand (54). Een stuk minder oud maar toch aan de oudere kant van de kerngroep vinden we Aronian (40), Grischuk en Domínguez Perez (39) en Mamedyarov (38). Op het randje: Radjabov (36) en Nakamura (35). De rest is, op drie na, minstens 27 (Rapport) of hooguit 33 (Nepo en Karjakin). De nieuwe generatie, geboren na 2000, kondigde zich eerder al aan met Firouzja (20), heel recent met Gukesh (17) en nu ook met Praggnanandhaa (18). Niet te vergeten: ook Abdusattorov (18) stond al in de top 20, Arjun (Erigaisi, 19) was al eens 21ste en Keymer (18) is momenteel 26ste. En daarmee beperken we ons nog tot degenen die de 2700-grens al overschreden hebben, want er is nog volk op komst. Zelfs Carlsen weet het maar al te goed: “Ik denk dat de generatie 1990-1994 lang serieus gedomineerd heeft, maar nu ten slotte, met deze jongeren van 2003 en later, hebben we een generatie die het waard is om ons op te volgen als de tijd daar is – en dat zou weleens aardig snel kunnen zijn.” Ja, we leven in boeiende tijden! Alvast op schaakgebied …