De goden waren ons deze keer niet goed gezind. Quinten verloor meteen nadat hij een Lg5 penning van zijn Pf6 had overzien. Er volgde e4-e5 en Quinten was sportief genoeg om het meteen op te geven.
Ik trok de stand weer gelijk in een gecompliceerde partij, waar ik eerst minder stond. Met hulp van mijn tegenstander kon ik me bevrijden en zijn koning van e8 helemaal naar a2 jagen, met een tiental opeenvolgende schaakjes om zo het punt te pakken.
Lino speelde een evenwichtige partij tot hij in tijdnood kwam. Zijn tegenstandster had heel weinig tijd maar wel een overweldigende stelling, die ze secuur verzilverde.
Dries stond wat beter, kwam in een iets gunstiger toreneindspel terecht wat uiteindelijk slechts een schamel toren en pion tegen toren opleverde. De tegenstander bood remise aan, “want dit is een theoretische stelling”. Wat waar was; Dries probeerde het nog even maar kon de theorie niet weerleggen. Vraagje: waarom blijken toreneindspelen met een pion meer altijd remise te zijn, terwijl ze met een pion minder altijd verliezen?